Vooroordelen
Ik zit in de wachtkamer bij het medisch centrum. Het is druk. De meeste aanwezigen kijken gefocust op hun telefoon of naar de vloer. Een enkeling kletst op fluistertoon met de meegekomen partner en een jonge moeder berispt haar zoontje vanwege zijn luidruchtige spel met de duplo uit de grote mand. Elke keer wanneer de buitendeur opengaat, wordt er opgekeken. Na een vluchtige inspectie en soms een gemompelde groet richt men zich weer op de telefoon of de vloer.
De tandarts, huisarts, verloskundige, de diëtiste en de POH GGZ bemannen allemaal hun eigen praktijkje in dit Centrum. Maar ze delen wel één centrale receptie. Wanneer een patiënt is vertrokken wordt de naam van de volgende patiënt omgeroepen. Discreet wordt er een kamernummer bij genoemd. Niemand reageert wanneer dat kamer 1 tot en met 4 is. Maar wanneer kamer 5 door de speaker klinkt, kijkt iedereen op. Het is immers een publiek geheim dat kamer 5 refereert aan de behandelkamer van de POH GGZ.
Dan gaat de buitendeur tergend langzaam open. Een bijzondere dame staat in de deuropening. De klep van haar pet is ingepakt met aluminiumfolie, in haar handen draagt ze een gehavende teddybeer met een luier aan en ze neuriet een liedje. Drentelend lijkt ze te zich te bedenken of ze wel door zal lopen; in die ruimte met al die starende gezichten. Maar ze laat de deur los en hobbelt in een wiebelige lijn naar een oranje stoel en ploft neer.
“Mevrouw Willems, kamer 5” galmt het even later door de speaker. En terwijl iedereen over zijn telefoon rond loert, in de veronderstelling dat de dame met het gekke petje op zal staan, zijn ze er getuige van dat mevrouw Willems haar zoontje wegtrekt bij de duplo en naar kamer 5 loopt.
Ik zie de verbijstering op de gezichten van de wachtenden. Ze voelen zich gefopt, zoeken oogcontact met elkaar, wellicht om herkenning te vinden in hun verwarring.
Het idee dat je aan de buitenkant kunt zien wie of hoe iemand is, klopt vaak niet. Ik betrap mezelf als hulpverlener in de GGZ en het sociaal domein* er regelmatig op. Maar omgekeerd gebeurt het ook. Soms nemen cliënten of bezoekers van het Trefpunt aan dat ik zonder zorgen leef en vrij ben van ballast. Dan hoor ik opmerkingen als “hoe weet jij nou hoe het voelt?” of “jij hebt nog nooit iets ergs meegemaakt.” Ik sta weliswaar aan de goeie kant van de zorg maar dat wil niet zeggen dat ik geen bagage heb. Soms verras ik ze door pijnlijke ervaringen of persoonlijke worstelingen te delen. Dat wordt eigenlijk altijd gewaardeerd. De kracht van gedeelde smart; daarover zit ik te mijmeren als de speaker weer krakend tot leven komt.
“Mevrouw de Laat, kamer 2”. De mevrouw met het gekke petje en haar teddybeer staat op en loopt neuriënd richting de tandarts.