Verlies

Acht jaar geleden is de dochter van Carla doodgereden. Een uur nadat ze Demi uitzwaaide stond de politie op de stoep. Ze ving nog iets op over een roze oma-fiets, maar toen begon ze met vallen en daarna kwam haar leven in een loom tollende vertraging terecht. De eerste tijd kwamen er nog wel mensen over de vloer. Soms met een pan macaroni, soms met goede raad: ”Je moet dóór, Carla.” Maar de opdracht kwam nooit binnen en langzaam maar zeker trokken de mensen in haar omgeving zich terug. Deels omdat ze zich zo onmachtig voelden. Maar natuurlijk ook omdat Carla niet meer de gezellige meid was zoals ze die gekend hadden. Ondertussen werd het verdriet, de angst en het schuldgevoel waar Carla mee kampte steeds irreëler. Ze mocht niets meer van zichzelf, durfde niets meer en uiteindelijk gaf ze het leven op.

Na enkele jaren van versteend verdriet werd Carla aangemeld bij de dagbehandeling van onze GGZ-instelling. “Ik heb het te lang laten gebeuren”, vertelt haar man Toon, “ze moet weer gaan leven, want zo kan het niet langer.”
Dagen, nee wekenlang keek Carla alleen maar sip voor zich uit. Ze wilde niets en kreeg zichzelf niet in beweging. Ik ving soms haar blik, ging af en toe even naast haar zitten of nodigde haar uit mij ergens mee te helpen. Daar haakte ze slechts zelden op aan.
Na die periode van stille aanwezigheid liet ze haar eerder geblokkeerde tranen steeds vaker lopen. Het enige dat ze accepteerde waren de aangereikte tissues en een hand die soms begripvol op haar schouder werd gelegd. En heel langzaam, zich gesteund gevoeld door heel veel geduld en nog meer begrip, kwam Carla onder de grafsteen van Demi vandaan. Regelmatig viel ze terug in apathische stilte maar na veel vasthoudende aanmoediging ging ze haar angsten toch aan. Soms dwars door de pijn heen. Steeds vaker zag ik haar weer voorzichtig lachen. Op de sterfdag van haar dochter knipten en plakten we samen een fantastische herdenkings-collage en voor het eerst in acht jaar stapte ze onvast weer op de fiets.
Langzaam, heel langzaam trok de zware mist op. Na maanden van intensieve begeleiding en het verzetten van loodzware bakens begon Carla zichzelf weer toestemming te geven om te leven en soms te genieten van de kleine dingen.

Een paar uur na het afrondende gesprek, waarin ze me keer op keer voor mijn geduld bedankte, belt ze. Ze wil me laten weten dat ze met een omweg naar huis is gefietst. Dat ze op de markt bloemen had gekocht en daarna afscheid was gaan nemen van Demi. Op de plek waar haar dochter gestorven was. “En weet je wat er gebeurde?” vraagt ze me. “Toen ik een kushandje de lucht inblies, kwam de zon vanachter een wolk en scheen recht op mijn gezicht.”