Grote boze wereld
Als ik van de gesloten afdeling terugloop naar de werkplaats, zie ik dat de struiken naast het pad bewegen. Op mijn hoede blijf ik staan. “Hallo, wie is daar?” Geritsel en onverstaanbaar gemompel. “Hallo?” Ik hoor een knetterende scheet. Ik aarzel, blijf staan. Even later zie ik weer beweging. Joost duwt met zijn handen de takken voor zich weg en stapt uit de struiken. Hij praat in zichzelf. “Joost! Wat ben jij nou aan het doen?” Ineens lijkt hij zich bewust te zijn van mijn aanwezigheid. “Eh ja, ik woon hier nu.” “Op de afdeling bedoel je? Ben je weer opgenomen?” “Nee… nee, hier in de tent.” Joost heeft een tent opgezet tussen de struiken achter de werkplaats. Zijn flat vindt hij te benauwend, de sfeer te verstikkend, de buren doodeng. Dus heeft hij een tentje in de tuin van de kliniek opgezet. Dichtbij de zorg.
Er waren meer ex-cliënten die de zich ophielden in de nabijheid van de hulpverlening. De grote boze wereld was blijkbaar angstaanjagender dan de kliniek met al haar gekte. Ook voor Chris. Als hij vanwege een psychose weer eens opgenomen was, kon hij zich meestal niet conformeren aan de regels van de afdeling en werd hij met ontslag gestuurd. Maar ook hij vond de gewone wereld, net zoals Joost, erg bedreigend. Daarom koos ook hij er voor om op het GGZ terrein te bivakkeren. Hij had creatieve manieren gevonden die hem goed bevielen. Zo sliep hij regelmatig in de kruipruimte onder het gebouw of in de grote zinken vuilnisbak bij de plantenkas. Dat kregen we in de gaten toen hij op een ochtend oog in oog stond met de tuintherapeut. Toen ze de klep van de kliko open had gezet om de kruiwagen leeg gooien, veerde hij op, keek haar verschrikt aan en sprong de kliko uit om het vervolgens op een lopen te zetten. Mijn collega bleef met hartkloppingen achter. De grote, boze wereld was inderdaad best eng.